Station 16
Evangelisch-Reformierte Kirche
Evangelisch-Gereformeerde Kerk
Mit dem Bau der Saalkirche aus Quadermauerwerk wurde 1411 begonnen. Das Langhaus mit vier ungleich querrechteckigen Jochen und der Chor mit einem dreiseitigen Abschluss wurden ca. 1500 vollendet. 1822 wurde an die mittleren Joche auf der Nordseite ein Querarm angebaut.
#Das Pyramidendach des 1509 fertiggestellten Kirchturms versteckt sich hinter einer Attika aus Maßwerk. In seinem Glockenstuhl hängen drei Kirchenglocken, die älteste, 1509 von Wolter Westerhues gegossene, wurde 1949 von der Glocken- und Kunstgießerei Rincker umgegossen, von der noch eine weitere stammt. Eine kleine Glocke wurde noch 1839 gegossen.
Der Innenraum ist mit einem Kreuzrippengewölbe überspannt, der Chor von einem Sterngewölbe bedeckt. Um die Kanzel aus dem 17. Jahrhundert gruppieren sich die Kirchenbänke. Vor der Kanzel steht das älteste Taufbecken der Grafschaft Bentheim aus dem 11. Jahrhundert. Dies ist 60 cm hoch und hat einen Durchmesser von 96 cm.
Im Innern beherbergt die Kirche eine Rarität: eine im hiesigen Raum sehr seltene Courtain-Orgel aus dem Jahre 1793.
Die Orgel mit zwölf Registern, einem Manual und einem angehängten Pedal wurde 1793 von Jacob Courtain gebaut und 1952 von Paul Ott und 1966 vom Orgelbauer Reil restauriert. 1991 wurde sie von der Firma Verschueren Orgelbouw rekonstruiert.
Gewölberippen und Schlusssteine lassen auf eine sehr lange Bauzeit schließen. Der Kirchenraum bildet eine Halle ohne Seitenschiffe. Der Turm der Kirche (31 m hoch) ist später vollendet worden.
De bouw van de hallenkerk gemaakt van metselwerk begon in 1411. Het schip met vier ongelijke dwarse rechthoekige traversen en het koor met een driezijdig uiteinde werden rond 1500 voltooid. In 1822 werd een zijbeuk toegevoegd aan de centrale traversen aan de noordzijde.
Het piramidedak van de kerktoren, voltooid in 1509, is verborgen achter een maatwerkzolder. In de Klokkenstoel hangen drie kerkklokken, de oudste, in 1509 omgegoten door Wolter Westerhues, werd in 1949 omgevormd door klokken- en kunstgieterij Rincker, waarvan er nog een is geleverd. Een kleine klok werd gegoten in 1839.
Het interieur is bedekt met een kruisribbengewelf, het koor bedekt met een stergewelf. De kerkbanken zijn gegroepeerd rond de preekstoel uit de 17e eeuw. Voor de preekstoel staat de oudste doopvont van de Graafschap Bentheim, daterend uit de 11e eeuw. Deze is 60 cm hoog en heeft een diameter van 96 cm.
Binnenin herbergt de kerk een zeldzaamheid: een Courtain-orgel uit 1793, wat zeer zeldzaam is in deze omgeving.
Het orgel met twaalf registers, een klavier en een aangehecht pedaal werd in 1793 gebouwd door Jacob Courtain en in 1952 gerestaureerd door Paul Ott en in 1966 door de orgelbouwer Reil. In 1991 werd het herbouwd door de firma Verschueren Orgelbouw.
Gewelfribben en hoekstenen suggereren een zeer lange bouwperiode. De kerkzaal vormt een hal zonder gangpaden. De toren van de kerk (31 m hoog) werd later voltooid.
